Heidevolk - Velua lyrics
Tracks 01. Winter Woede
02. Herboren In Vlammen 03. Urth 04. De Hallen Van Mijn Vaderen 05. De Vervloekte Jacht 06. Het Dwalende Licht 07. Drankgelag 08. Velua 09. Een Met De Storm 10. Richting De Wievenbelter 11. In Het Diepst Der Nacht 12. Vinland 01. Winter Woede
Ik sterf van de honger
Na de oorlog liep ik doelloos rond Bevroren lijken Ooit gezworen te vechten voor dit land Trouw gezworen, vecht in winter woede Eer verloren, roof in winter woede Ik stroop de bossen af bij nacht Verschuil mijn buit voordat de wolven mij grijpen Mijn eer verloren Om de dood te ontwijken Ik houd mij schuil Wachtend op het slachtoffer dat komt Bevroren handen Toch in staat te vechten op leven en dood Trouw gezworen, vecht in winter woede Eer verloren, roof in winter woede Ik roof in bos en stad bij nacht Verschuil mijn buit voordat de soldaten mij grijpen Eens trouw aan 't volk Nu besteel ik de rijken Eens trouw aan het volk vechtend voor eenzelfde macht Nu meesters van het woud, de schaduwen der nacht Gedwongen to roven onder een bleke maan Drang te overleven en de winter woede to doorstaan Trouw gezworen, vecht in winter woede Eer verloren, roof in winter woede 02. Herboren In Vlammen
Herboren in vlammen voor de duizendste nacht
Gestraft voor het kwaad dat ik bracht Herboren in blammen, herboren in haat Het vuur mijn gesel en gewaad Rennend over het heideveld Gekleed in een vlammengewaad Voor eeuwig veroordeeld Te lijden onder mijn daad De nacht is mijn gevang Verterende vlammen mijn straf Voor eeuwig deze kwelling Geen rust in mijn graf Herboren in vlammen voor de duizendste nacht Gestraft vor het kwaad dat ik bracht Herboren in vlammen, herboren in haat Het vuur mijn gesel en gewaad Dwalend door de nacht, mijn vrienden verraden Gelach en getier onder mijn hiel vertrapt Schreeuwen van pijn, door niemand gehoord Hun roep voor eeuwig in vlammen gesmoord Laat hen lijden in de nacht, brandend voor mijn verdriet Laat hen de haat voelen, want mijn pijn zagen ze niet Ziet hem, rennend over de heide Vlammend in schaamte voor het ontij dat hij verspreidde Laat hem lijden en vervloek de dag Dat hij de wereld dit onheil bracht Herboren in vlammen voor de duizendste nacht Gestraft vor het kwaad dat ik bracht Herboren in vlammen, herboren in haat Het vuur mijn gesel en gewaad 03. Urth
Diep in het Veluwse woud weeft zij mijn leven
Draden gesponnen, mijn lot bepaald en door haar handen geweven Geen mens, geen god ontkomt aan de draden van het weef getouw Haar beschikking bindt ons allen, in wat is en wat komen zal Zij kent mijn pad en beschikt over mijn levensdoel Mijn keuzes, mijn daden, mijn levensaden en mijn lot in het strijdgewoel zij verweeft de draden met personen die mij omgeven En kruist de paden met hen gelijk in 't streven Urth, weef de draden Urth, baan de paden Urth, bepaal mijn lot Daar mij haar bron aan de wotels van de levensboom bij haar zuil en de oorsprong van het al waar Mimir aan Wodan de toelkomst toonde Bid ik de Norn om het leven, behoed mij voor de val Spin nu de draden, schik mijn lot Schenk mij de daden en het levenslot Weef mijn toekomst met vaste hand En knip met de draden aan mij verwant Urth, weef de draden Urth, baan de paden Urth, bepaal mijn lot Want, Urth weeft mijn leven Urth kent mijn streven Urth bepaalt het lot 04. De Hallen Van Mijn Vaderen
Hoort de roep van de morgenstond
Als de zon zich verheft over Veluwse grond Nevelen verdwijnen, mens en dier ontwaken Als haar stralen de heuvels raken Land van mijn vaderen aan mij ooit vertrouwd Van heuvels en dalen tot diep in het woud Bron van hymnen, verhalen en heldendicht Van goden, van wezens en dwalend licht In de hallen van mijn vaderen vind ik de rust Onder bomenzuil en het bladerdak mijn geluk Ik leg mijn ziel in het glooiende land In de hallen van mijn vaderen vind ik de rust Op vlakten van zand en purpuren heide Waar raaf en havik hun vleugels spreidden In bomenhallen badend in de middagzon Waar het hert, waar het zwijn zijn toevlucht vond In de hallen van mijn vaderen vind ik de rust Onder bomenzuil en het bladerdak mijn geluk Ik leg mijn ziel in het Veluwse land In de hallen van mijn vaderen vind ik de rust Ik bewandel de wegen in de avondzon Tussen heide, bos en weidegrond Over het veld naar het pad naar mijn heim In de hallen van het Veluws domein Ik leg mijn ziel in het Veluwse land In de hallen van mijn vaderen vind ik de rust 05. De Vervloekte Jacht
Gedreven door verlangen
Naar de jacht en haar spel Geen oog voor vermaande arbeid Luisterde niet naar vaders kwel De smeekbeden van zijn moeder Weerhielden hem niet van zijn plan Om die nacht te gaan jagen Zijn vaders ziekbed daar wist hij van Snellend over het veld Als de hartslag versnelt Al het wild slaat op de vlucht Want zijn pijlen zijn berucht Vervloekt door zijn vader op het sterfbed Alleen nog maar oog had voor de jacht Voor eeuwig zal je nu nog jagen waren de laatste woorden die hij horen zou Toch pakte hij zijn pijlen om te stropen in de nacht Zo vertrok hij met zijn wapens En zijn honden als enige wacht Toch zou hij die nacht gaan jagen zijn vaders dood in 't verschiet Toen de beste man begraven was Verzonk zijn huis in het niets Sindsdien doolt deze jager Een zoektocht naar zijn ouderlijk huis De roep om erbarmen Vindt geen weerklank naar verluid 06. Het Dwalende Licht
In het avondlicht dat door de bladeren valt
Haast een man zich door het oude woud Volgt het pad naar zijn eigen haard Voordat de nacht in gaat De schemer breekt door een schim van vuur Een helder licht in het avonduur Verschrikt, verbaasd wijkt de man Van het pad en van zijn plan Luister naar de stemmen in de nacht Hoort de roep in de duisternis Volg geen schim en wijk niet van het pad In het uur van het dwaallicht Het dwalende licht Ziet hem dwalend in de nacht Betoverd door het zielenlicht Verdoold, verloren in een wilde jacht Blind voor 't gevaar dat voor hem ligt Het moeras opent zich onder bladergrond Een angstige schreeuw in de nacht verstomd Verzwolgen door de aard na een hevige strijd Verloren, zijn verzet ten spijt In het ochtendgloren, bij het breken der dag Als de klokken luiden in het schemerlicht Herleeft het woud rond het graf Van de man die voor het dwaallicht zwichte Nu bij het vallen van de avond In de schaduw van de bomen Ontsteekt hij zijn eigen licht Voor de zielen die tot hem komen 07. Drankgelag
Komt oh vermoeide reiziger
Treed binnen en leg uw lasten af Schuil voor de storm en de gevaren Van Vale Oude's duistere nacht Als weer en wind het land belagen En het bos wordt verschrikt door de wilde jager Drink en rust tot het breken der dag Rond de vuren van het drankgelag Waar het wild wordt gebraden En het bier wordt getapt uit het beste vat Daar vertelt men de verhalen En zingt men de liederen van oude pracht Woest waait de wind De jacht begint Buiten, in ijzige kou Het woud kreunt en kraakt Als het heer ontwaakt En weer rijden zal Maar zorgen noch smart Vult het reizigers hart In deze oude hal Waar vuren verwarmen En liederen weergalmen Tot de dag weer komen zal Ontwaak oh reiziger Hervat uw reis in het ochtenduur Over velden en paden Waar de rust is weergekeerd Woest waait de wind 08. Velua
Het einde van een zee van stammen, de bosrand komt dichterbij.
Door de bomen een gloed van purpuren golven. Onstuimig wild nemt een moment van rust. Op lang gestrekte heidegronden. Van zorg en rust is hier geen sprake. Noeste arbeid eist zijn tol Het schrale zand bewerkt Voor een magere oogst. De Imbosscher man draagt het woud in hart en nieren. Zonder klagen Zwoegend in weer en wind Keuterboeren daadkrachtig en gehard De hei in gloed, zomerlucht stijgt op Stilte overheerst Harde windstoten verraden Het naderende onweer De zwarte lucht nadert, neemt de donder Met zich mee Bomen kraken, takken breken De aanvang van het stormgeraas De zon verjaagt de donkere wolken Eiken en berken in hun groen gewaad De morgenzon verlicht de glanzende bladeren Geuren van bemoste bosgrond stijgen op. 09. Een Met De Storm
Woeste wolken aan de horizon
Een groene lucht verstikt de zomerzon De wind trekt aan over het heideland Een storm ontwaakt aan het hemelspan De striemende regen ontneemt mij het zicht Mijn zinnen verdoofd door donder en schicht Als d'aarde schudt en de hemel brandt Ligt mijn lot in godenhand. Een met de storm Een met mijn levensadem Verwoest en verbrand, raas over het het land Een met de storm Bulderend geweld en razernij Verschrikken het land met hevig ontij Als de donder slaat beeft de aard Onder het weerlichtend hemelgewaad Als de storm over het land heen raast Mijn wezen verstomd ne de wereld vervaagd Voor godenoog trotseerde ik en overwon Ben ik een met de storm Waar bokkenkar over wolken rijdt De dondergod raast in eeuwige strijd Zijn hamer ontbrandend in krakend geweld De hemel verlicht en zijn vijanden velt Een met de storm Mijn levensadem Verlicht en vernieuw, raas door mijn ziel Een met de storm 10. Richting De Wievenbelter
In het zadel van mijn paard zo oud
Volg ik het pad naar de terp in het woud Door angst bevangen vlakbij het moeras Tracht ik te vluchten voor het onheil dat mij nu wacht Voel de blikken van de wezens der nacht Verleid door de nevel in haar gestalte Schemering, het spookuur wacht Een vrouwenstem gebiedt mij terstond te volgen Herrezen uit de terp in 't woud Rusteloze zielen bevlogen door woede Met hun bloed doorlopen ogen, het gekrijs schalt door de nacht De witte wieven gaan al dansend op jacht Hun rust verstoord Ik ben verdwaald, mijn dwaasheid speelt mij nu parten Ik vervloek deze nacht Ik vraag mij af Brengt deze schim mij de dood vannacht...vannacht 11. In Het Diepst Der Nacht
Laat het uur in het diepe woud
Waar de aardman jaagt als de avond valt De schemerzon door het kreupelhout Onthult het wezen En het onheil dat men niet verwacht Snode daden in het diepst der nacht Ziel van de nacht, geboren uit de aarde Heimelijke kracht die in het bos rondwaart Gesel van de nacht, mens noch dier gespaard Door het onheil dat men niet verwacht Snode daden in het diepst der nacht De maan aan de hemel staat en de aardman zijn schuilplaats verlaat Vrees 't pad waar dit wezen jaagt waar hij mens en dier belaagt alverman stelend in de duisternis Geen mens kent zijn pad of betekenis Groots zijn plan zijn rol slechts klein Dwaze streken in nachtelijk geheim, en het Onheil dat men niet verwacht Snode daden in het diepst der nacht 12. Vinland
Onwards! We riede the ocean waves
Westwards! Through the storms of fate For Vinland! Hail to Vinland! Vinland, hail to Vinland Our path has been chosen, our fate has been set Our journey will lead us to the lands in the west We've prayed to the Gods to be on our path To guide us and lead us throught the ocean's wrath Our ship sails out on the morning tide As we head for the lands on the other side Onwards! We riede the ocean waves Westwards! Through the storms of fate For Vinland! Hail to Vinland! Vinland! Hail to Vinland! Heading for the shores of the realm of the free The land of wine and endless green Fear nor regret what you will see Onwards! For the new world beckons thee. Our ships sail out on the morning tide As we head for the lands on the other side Cities will be conquered, villages taken The gorunds of this new wolrd are shaking nights of drinking until morning light Onwards and upwards through the storms we ride. |